Met een dikke plof gooi ik mijn rugzak in de berm. Een drietal politieagenten staan nieuwsgierig toe te kijken. Met hun handen in de zakken en `piloot-waardige-zonnebrillen` leunen ze nonchalant tegen hun vette pick-up politiewagen aan. Ze zijn overduidelijk blij dat er eindelijk iets gebeurd bij het tankstation van het slaperige dorpje Daireaux. Een boerengat dat, naast een vermelding op googlemaps, niet veel meer faam heeft. We zijn een half uurtje eerder afgezet door een uitermate vriendelijk vrachtwagenchauffeur die dolenthousiast was dat er langs de provinciale weg nummer 65 eindelijk eens andere lifters stonden dan zijn lokale buren. Grant rent zoals gewoonlijk “nog even snel naar de WC!” en ik steek alvast mijn duim in de lucht. We zijn nog maar zo`n 500 kilometer bij Buenos Aires vandaan (geloof het of niet, maar hier in Argentinië is dat een klein eindje). Het weer is hier een stuk warmer. Om me heen hoor ik de vogels hun laatste liedjes van het jaar zingen. De trekkers rijden af en aan met de laatste oogst. Met een kleine glimlach doe ik mijn jas los. Na het barre winter weer in Ushuaia kunnen we hier nog even genieten van een laatste nazomer dag. De tweede auto die passeert stopt direct. Een goedlachse jongen met een zonnebril, die niet onder doet voor die van de 3 politieagenten (welke nog steeds met de handen in de zakken de situatie gadeslaan). “Bolivar?”, vraagt hij, terwijl hij zijn zonnebril naar het puntje van zijn neus schuift. “Ja graag!”, antwoord ik. “Maar we zijn met twee.” Zeg ik ietwat vragend, terwijl ik naar zijn tweezits-bestelwagen kijk. “Ah geen probleem, als je vriend net zo`n smalle kont heeft als jij, past het makkelijk.” En met een vrolijke lach loopt hij naar de achterbak en helpt me met de rugzakken. Grant komt inmiddels aangerend en springt naast me in de auto. “Mate? Drinken jullie mate jongens?” vraagt de jongen. Grant en ik knikken enthousiast `ja`. Na een korte nacht in een schuur te hebben geslapen dat zichzelf een hostel noemde, waren we wel toe deze energie-brengende-Argentijnse-groene thee.
Na een rondje langs het tankstation om de thermofles te vullen met heet water, de mate kop gevuld met matebladeren en Grant benoemd te hebben tot serveerder, waren we dan nu echt klaar voor vertrek. Cristian bleek een ongelooflijk gezellige jongen. En na het eerste kilometerpaaltje voelde het alsof we al jaren met elkaar bevriend waren. Hij zet ons na een klein uurtje af bij een rotonde en blijft nog even staan voor een praatje. Dan moet hij toch echt verder om zijn pakketjes af te leveren. We nemen afscheid met een flinke omhelzing. “Chicos! Veel mooie kinderen maken in de toekomst. Jullie zijn een prachtig stel!”, zegt hij met een knipoog wanneer hij de auto instapt. “We gaan eerst wel even flink oefenen!” roep ik. Met een flinke zoef rijdt hij weg. “Staat die man daar nou te zwaaien?”, vraagt Grant en wijst met zijn vinger naar de andere kant van de rotonde. Er staat 3 vrachtwagens geparkeerd. Alle drie tot de nok toe vol geladen met koeien. De mannen staan allemaal rondom een klein eettentje en nemen afscheid van de eigenaar. Met volle plastic tassen lopen ze terug naar hun vrachtwagen. “Volgens mij zwaaiden ze alleen gedag naar de eigenaar. Ik denk niet dat ze ons kunnen meenemen als ze dieren vervoeren. Hetzelfde geldt voor gevaarlijke stoffen.” , zeg ik tegen Grant. Grant trekt zijn schouders op. “Dacht toch echt dat hij het naar ons bedoelde.” We geven elkaar een kus en steken daarna enthousiast onze duim op naar elk verkeer dat voorbij zoeft. De koeienvrachtwagens trekken langzaam op. De eerste twee rijden rustig voorbij en begroeten ons vriendelijk met een opgestoken hand en een glimlach. De laatste gaat verdacht langzaam over de rotonde en parkeert vervolgens ietwat onhandig de vrachtwagen in de berm. Verbaasd tillen we onze rugzakken op en rennen naar de cabine. De deur gaat open en een vriendelijke zongebruinde chauffeur met gitzwart haar doet de deur open. “No English, no English!” roept hij met een zwaar Argentijns accent. “Hablas Castellano?” (in Argentinie wordt met Castellano, Spaans bedoeld). “Si, señor!” roepen we beide in koor. “Bueno, stap maar in. Deze zielen spenderen hun laatste avond in Buenos Aires, dus als je wilt, kan ik jullie daarheen brengen.” Zonder ook maar een seconde twijfel klimmen we in de vrachtwagen. Carlos was super nieuwsgierig naar alles wat met Nederland en Australie te maken had en vroeg honderduit. “Ow chicos, de tijd vliegt. Het slachthuis van deze beesties is in het midden van de sloppenwijk. Erg gevaarlijk `s nachts. Misschien is het beter als ik jullie afzet in een dorp hier en dat jullie het laatste stuk met de bus rijden?” Grant en ik kijken elkaar aan. Na twee lange dagen liften en weinig slaap, wilden we niets liever dan vanavond in ons bed in Buenos Aires kruipen. “Kunnen we misschien mee naar het slachthuis en dan binnen wachten op een taxi?”, vraag ik hem. Carlos kijkt verblijd; “Por supuesto chicos, natuurlijk. Ik bel een vriend van me, hij weet vast wel een betrouwbare taxi. Kan ik jullie vanavond een rondleiding geven in het slachthuis. Is echt enorm interessant.” Dankbaar glimlach ik naar hem, dat het een interessante avond zou worden was ik direct al van overtuigd. De avond valt in. De eindeloze grasvelden ruilen zich in voor huizen, tractoren ruilen zich in voor auto`s en grazende koeien hebben plaats gemaakt voor hordes mensen. De simpele eenbaans-provinciale weg is nu een enorme 4 baans snelweg, met op- en afritten links, rechts, boven en onder. Carlos vertelt van alles, de gebouwen waar we langs rijden, de mensen die we zien. “Raampje dicht Sanneee, por favor. We rijden nu de gevaarlijkste buurt van Buenos Aires in.” Met flashbacks aan Johannesburg, weet ik niet hoe snel ik mijn raampje moet dichtdraaien. De huizen zijn slecht onderhouden, sommigen hebben zelfs geen dak. De wat betere huizen hebben tralies voor de ramen. Voor een kiosk staat een lange rij. De eigenaar staat de klanten te woord door een klein luik en loopt vervolgens naar achteren om de gewenste producten te pakken. “We rijden nu langs het ziekenhuis van Evita Perron. Er is niks meer van over. De huidige politici hebben alles afgenomen van deze mensen.” Als in een surrealistische film steekt daar torenhoog boven de huisjes een betonnen, kaal gebouw uit. Alle ramen zijn eruit geslagen, tot op de 12e verdieping aan toe. Het hele gebouw is donker. Alleen op de begane grond brand wat licht. Een groepje hangjongeren probeert wat gezelligheid te creëren in deze doodse plek. “Hier om de hoek is het slachthuis”. Carlos wijst over zijn stuur. Zijn collega in de vrachtwagen voor ons rijdt al door het grote hek. De bewaker groet hem. “De koeien zijn hier veel waard. Deze vracht valt wel mee. Ze zijn allemaal oud melkvee. Maar de toppers, de jongelingen met veel vet. Oef.... Duizenden pesos. Regelmatig worden vrachtwagens overvallen en de koeien gestolen. De bewaking is dan ook erg streng.... Hola Amigo, Sergio como estas?” en vriendelijk steekt hij zijn hand op naar de bewaker die we passeren. We rijden langs een lange muur met hoge sluizen. Elke sluis heeft zijn eigen nummer. “Wij moeten naar nummer 12”. Het is donker en het gele sluimerlicht dat van enkele lantaarns afkomt benadrukt de naderende dood. We passeren enkele vrachtwagens. Mannen met stokken staan erbovenop en jagen het vee door de sluis. Met een knoop in mijn maag kijk ik in de zijspiegel. Een van de koeien kijkt nieuwsgierig door de planken van de trailer terug naar mij. Carlos parkeert de vrachtwagen. We worden welkom geheten door zijn collega`s en uitgenodigd om op de muur te komen kijken. Het terrein achter de muur blijkt ongeveer 1 voetbalveld groot. Elke groep vee staat keurig gesorteerd op ras en kwaliteit. Gaucho`s galloperen op hun paarden tussen de vakken door en stuwen het vee, daar waar nodig, van het ene vak naar het andere. Sommige groepen worden naar een betonnen gebouw achterin gedreven. Zo èèn waarvan je alleen al van de uitstraling kan raden wat er gebeurd. De gaucho`s zwaaien enthousiast naar ons en roepen hier en daar wat uitleg. We moeten overal foto`s van maken en regelmatig wordt er hard gelachen en een flinke duim in de lucht gestoken. “Zo chicos, wat vonden jullie ervan?” vraagt Carlos met een grote grijns wanneer hij zijn vee heeft afgeladen en zijn papieren in orde heeft gemaakt. Ik lach terug naar hem en geef hem een omhelzing. “Gracias Carlos! Bedankt voor alles!”. Diep van binnen wil ik iets anders zeggen. Wil ik ze vragen of het niet iets rustiger kan met het uitladen van het vee, maar ik bijt op mijn lip. Het doet er even niet toe wat ik hiervan vind. Carlos en zijn vrienden zijn hartstikke trots op wat ze doen en daar hebben ze alle recht toe. Lange dagen werken ze om de monden van hun eigen gezin te voeden en die van Argentinië. Soms kan je iemand anders alleen in zijn waarde laten, door je eigen waarden even opzij te schuiven.
2 Comments
joop en lenie
5/25/2016 12:00:01 pm
Al weer een geweldig verhaal en een wijze les
Reply
Cees de Groot
5/29/2016 01:11:21 am
Ja dierenwelzijn is ook een vorm van luxe,
Reply
Leave a Reply. |
AuteurNa een burn-out was het tijd voor verandering. Mijn baan was stop gezet, ik beperkte mijn bezittingen tot een aantal gevulde kartonnen dozen en kocht een enkeltje naar de Dominicaanse Republiek. Wat een reis van 4 maanden moest zijn, is nu al 2,5 jaar en `going`.....
Foto door: Vanessa Marques Barreto
Archives
November 2017
|