De tijd vliegt als een malle voorbij, er zijn mooie momenten, trieste momenten, spannende momenten, maar ik geniet. Ik geniet als ik mijn kapiteinen een cola geef met lunch. Ik geniet als ik volleybal speel met de gasten en de Guna's meedoen, ik geniet als hordes kinderen op ons af komen rennen als we in Caledonia zijn, 1 van de Gunadorpen. Maar ik geniet vooral op de boot, als de motoren het onmogelijk maken om te praten en ik in alle rust van het uitzicht kan genieten, terwijl we langs het kilometerslange regenwoud op het vaste land varen en de eilanden aan de andere kant, langzaam voorbij passseren. Dan ben ik heel blij en dankbaar dat ik mijn leven, maanden terug, 360 graden heb omgegooid. `Raphael, raphael!`, schreeuw ik terwijl ik van de trap afdender. In de dagen dat we vrij zijn verblijven we in Hostel Kamehouse, een oude villa, dat ooit van een rijke Amerikaanse familie is geweest. `Que pasa?`, vraagt Raphael, een van de werknemers van Kamehouse en tevens een hele goede vriend. `Mijn ouders komen! Ze komen in Juli, en ze gaan mee op de trip!`, zeg ik enthousiast. Nog wild enthousiast van het kersverse nieuws, dat ik van mijn moeder heb gehoord. `Wow dat is geweldig! Kom dat moeten we vieren.`
Veel te vroeg kom ik aan op het vliegveld. Met angst voor het immense verkeer in Panamastad en het feit dat ik mijn ouders met open armen wil ontvangen tijdens hun eerste trip buiten Europa, besloot ik 4 bussen eerder te nemen. Na het nodige ijsberen op het vliegveld en wat onnozel getuur op mijn telefoon, kijk ik voor de duizenste keer op het informatiebord. `GELAND` staat er met rode flikkerende letters op. Ik spring overeind en kies een plek tussen de twee deuren waaruit, met regelmaat, mensen een berg van bagage voor zich naar buiten komen. Als ik wat Nederlanders uit de linkerdeur hoor komen loop ik daar naartoe, en na wat wachten, gaat de schuifdeur open en vang ik de eerste glimp van mijn ouders op. We vliegen elkaar in de armen, mijn moeder en ik verschieten een traantje en van mijn vader krijg ik een dikke zoen op mijn voorhoofd. Heerlijk om mijn ouders bij me te hebben. `Zijn dat je ouders?’, vraagt een van de meiden uit de groep, wanneer we op het eerste eiland zijn aangekomen. `Ja dat zijn mijn ouders.` `Ow wat gaaf! Mijn ouders zouden nooit op een trip als deze meegaan. Vinden ze het leuk?’, vraagt ze nieuwsgierig. `Ik denk het wel, maar ik denk dat je ze het nog het beste zelf kunt vragen`, antwoord ik met een knipoog. Niet alleen de deelnemers van de trip, ook de Guna`s zijn onder de indruk van de komst van mijn ouders. `Het is een grote eer om u te mogen ontmoeten en u onze eilanden te mogen laten zien`, zegt Benicio, een van de kapiteinen, wanneer ik mijn ouders aan hen voorstel. Overal waar we komen, worden ze als koning en koningin behandeld. Eenmaal in Colombia, verblijven we net buiten het dorp, in een hostel van Enrique en zijn moeder. Zijn moeder verwent ons drie maal per dag met een heerlijke, verse maaltijd en verse fruitsappen. We hangen rond op het strand, in de hangmat, bezoeken een waterval, natuurlijke zwembaden, eten de beste patacones (gefrituurde, platgeslagen, bakbananen), en krijgen we salsales van Enrique. Het is heerlijk om mijn ouders te laten zien hoe ik nu leef, waar ik nu woon en om ze gewoon weer bij me te hebben. De tijd vliegt voorbij en het is alweer tijd voor de volgende trip terug naar panama. Mijn ouders gaan het eerste stukje mee, zodat ik ze kan afdroppen op het vliegveld, wat in hetzelfde dorp is als de grensovergang. Weer wordt er een traan gelaten, maar ook van plezier, want wat was het een geweldige tijd.
0 Comments
Leave a Reply. |
AuteurNa een burn-out was het tijd voor verandering. Mijn baan was stop gezet, ik beperkte mijn bezittingen tot een aantal gevulde kartonnen dozen en kocht een enkeltje naar de Dominicaanse Republiek. Wat een reis van 4 maanden moest zijn, is nu al 2,5 jaar en `going`.....
Foto door: Vanessa Marques Barreto
Archives
November 2017
|