Rustig luister ik met mijn ogen dicht naar de ruisende zee. De waterdruppels glijden langzaam langs mijn lichaam naar beneden richting het zand. Voor een laatste keer neem ik nog een duik in de frisse Atlantische Oceaan. Nog een laatste keer bewonder ik naar de kustlijn van de alom bekende `Ipanema Beach`. De gebouwen, de taxi's en de bussen die voorbij razen. De grote groene bergen die, als een grote broer, de stad omhelzen. En natuurlijk Christus, het 38 meter grote wereldwonder, die als een vriendelijke vader op iedereen neer kijkt. Zijn armen wijd gespreid en open. Zo gebouwd dat je hem vanuit elke hoek van de stad kan zien, in de hoop dat het (potentiële) criminelen afschrikt. Gek genoeg heeft niets in deze stad voor mij zijn criminele reputatie bevestigd. Alle mensen zijn vrolijk, wanneer ik ook maar even stil stond, werd ik direct benaderd of ik hulp nodig had.
Het zonnetje breekt even tussen de bewolking door. Heerlijk om even die warme gloed nog na te voelen op mijn huid. Grant draait snel om op zijn handdoek. Het is onze laatste dag. Onze laatste dag samen. Mijn laatste dag van mijn reis. Met mijn ogen dicht denk ik terug aan alles wat ik heb mee gemaakt. Hoe de reis is begonnen met de feesten op de Dominicaanse Republiek, het avontuur op Cuba met Luz, werken in Costa Rica, met de boot langs de San Blas eilanden, mijn ouders op bezoek. Alles vliegt door mijn hoofd. De mensen die ik heb ontmoet, de vrienden die ik heb gemaakt, de vrienden die ik vaarwel heb gezegd. De hoeveelheid mensen die ik uit heb gezwaaid lijkt eindeloos, maar de hoeveelheid mensen die ik in mijn hart heb gesloten is nog veel groter. “Cherveza! Cherveza! 7 reales voor een cherveza!”, roept een strandverkoper op de achtergrond. “Hey San!”, zegt Grant terwijl hij me in mijn zij port. “Ik neem een biertje, wil jij ook wat?”. Nog half in mijn gedachten schud ik langzaam 'Nee'. Grant houdt inmiddels de verkoper aan en vraagt hem om een biertje. Met zijn hoofd komt hij even van zijn rugtas af. “Hoeveel was het ook alweer?”, vraagt hij de verkoper. “7 reales meneer.”, zegt de verkoper. Grant grijpt achter zich om zijn rugtas te pakken, maar grijpt in het zand. Verschrikt draait hij zich om. “Heb jij de rugtas?!”, vraagt hij aan mij. “Nee, die had je toch vast?”, vraag ik aan hem. Als een ware kangeroo springt hij omhoog en kijkt wild draaiend om zich heen. “De tas is weg Sanne!”, roept hij verschrikt. “Shit, mijn camera!”, roep ik uit. Snel ga ik naar de mensen om ons heen, om te vragen of iemand wat heeft gezien, maar niemand had iets gemerkt. “Snel, lopen!” Zegt Grant. “Misschien zijn ze nog in de buurt!”. We splitsen op en rap loop ik over het mulle zand. Ik kijk druk om me heen, maar niets lijkt op die zon-gebleekte, rode tas van Grant. Een opmerkzame strandwacht tipt me de containers af te zoeken. “Daar dumpen ze vaak de tas en de inhoud die ze niet kunnen gebruiken.” Snel loop ik terug naar de richting waarin Grant is vertrokken. Ik zie hem in de verte en roep en zwaai wild met mijn armen. “We moeten de containers afzoeken is me gezegd!”. Als een getraind elite korps rennen we langs de containers. Dan schreeuwt Grant plots vanuit het niets: “He jij daar! Staan blijven!”. Het blijkt een dakloze man die onze rugzak uit een container trekt. Grant rent naar de man toe en grist de rugzak uit zijn handen. De arme man kijkt verbaasd naar ons. Grant trekt de rugzak open, maar deze is compleet leeg gehaald. Portemonnee, onze kleren, eten, drinken, telefoon... en... mijn camera... allemaal weg. We vragen de mannen of hij nog meer in de container had gevonden, maar hij schud van 'Nee'. Hij verschuldigd zich vriendelijk voor het misverstand en voor het verlies van onze spullen. Met medelijden kijk ik hem aan. Als ik wat geld of eten had gehad, had ik het aan hem gegeven. “Ga anders over de boulevard lopen.” Zegt de man. “Ze verkopen elektronica vaak direct door en telefoons halen ze zo snel mogelijk uit elkaar.” Ik leg mijn rechterhand op zijn schouder en mijn linkerhand op mijn hart. “Obrigado amigo, dank u vriendelijk mijn vriend.” En met een snel tempo lopen we richting de boulevard. “Wel verdomd!” fluistert Grant en grijpt mijn arm vast. Subtiel wijst hij naar twee jongens met 4 telefoons voor hun neus. Ze halen de batterijen en simkaarten eruit en wisselen ze uit. Voor hen ligt een hoesje dat als twee druppels water op dat van Grant lijkt. “Loop naar de politie daar, ik blijf hier om ze in de gaten te houden.” En met een zacht duwtje zet hij me in de richting van het 10 koppige politie korps dat zo'n 50 meter verderop gezellig in het namiddagzonnetje staat te kletsen. In mijn half Portugees, half Spaanse brabbeltje leg ik ze de situatie uit en wijs naar Grant en de twee mannen. De politie lijkt verre van onder de indruk en is overduidelijk niet van plan weg te gaan uit hun aangename, middag zonnetje. “Hoe weet je zo zeker dat het jouw telefoon is?”, vraagt de kleinste van het stel met een grote, dikke snor op zijn bovenlip. De bom barst in mij. Kwaad schreeuw ik dat ze nu mee moeten komen, omdat anders de mannen kunnen ontkomen. Een behulpzaam Carioca (zoals de lokale inwoners uit Rio worden genoemd) echtpaar komt naast me staan. Ze leggen hun handen op mijn schouder en geven het gehele korps een voetveeg. De mannen kijken elkaar aan en knikken uiteindelijk toegefelijk. “Goed dan señorita, waar waren de mannen?”, vraagt hij. Dan komt Grant langs gerend. “Daar gaat hij! Daar gaat hij!”, schreeuwt hij, wijzend naar een man met een blauw T-shirt dat snel voor hem uit loopt. De politie komt eindelijk in actie en grijpt de man in de kraag. “Waar is die andere heen?”, vraag ik aan Grant. “Hij is weg... *zucht* .... ze roken onraad, verdeelden de telefoons en splitsten op.” De politie vraagt de man zijn koelbox en zijn tassen te openen. Er blijken geen ijsjes in te zitten, zoals wel op de plaatjes staat die hij provisorisch op de buitenkant heeft geplakt. Wel zitten er drie telefoons in, maar die van ons zit er niet bij. Ook mijn camera niet. “Waar is je vriend?”, vraagt Grant hem. “Ik heb helemaal geen vriend!”, zegt de man boos tegen hem. Grant wordt kwaad en ik ook. “Waar is die Samsung die je net uit elkaar aan het halen was met die vriend van je?!”. De man ontkent stellig. Behulpzame Cariocas komen om ons heen staan en bieden aan om ons te helpen met vertalen. Het is zo'n chaos van geschreeuw, geduw en getrek dat ik spontaan de tranen over mijn wang laat rollen. Daar stonden we dan in onze zwemkleding. Grant in zijn strakke Braziliaanse speedo en ik in mijn Braziliaanse string, onze kleren waren weg. Gek genoeg kon ik me nog niet eens zo verdrietig maken over de gestolen spullen, al deed mijn camera en mijn favoriet T-shirt wel echt pijn. De verloren foto's... die kreeg ik nooit meer terug. Grant wikkelt troostend zijn wikkeldoek met de vlag van Brazilië om me heen. Het scheen wel wat door, maar het was beter dan niks. In een politieauto laten we ons wegbrengen naar het bureau om aangifte te doen. De aangifte levert weinig op. De man wordt vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs en we worden vriendelijk de deur uitgelaten met de mededeling dat we het beste een taxi terug kunnen nemen naar het hostel (zonder geld op zak). Dus besloten we maar te lopen. “Ik laat dit niet mijn herinnering aan Rio verpesten!”, zeg ik tegen Grant. “Noch onze avond. Het is onze laatste avond en ik wil iets leuks gaan doen.” Die avond pikken we Ben op. Onze legendarische English friend uit Londen. Er scheen een groot straatfeest zijn en met een volle taxi gaan we er heen. Het was inderdaad legendarisch. Een grote straatband maakt muziek. Iedereen danst. De caprinha's gaan voor 5 reales over de toonbank en iedereen praat met elkaar alsof ze elkaar al jaren kende. Een aantal Braziliaanse jongeren voegen zich bij ons en vragen nieuwsgierig waar we vandaan komen en naar onze reis. Hier en daar wordt een rondje gegeven en de mensenmassa smelt samen tot 1 grote vriendengroep. Aan het einde van de avond regelen onze nieuwe amigos een taxi voor ons, die ons weer veilig thuis brengt. “Dit is het echt Rio.” Denk ik bij mezelf. De behulpzame, aardige en openhartige mensen maken het nog altijd een fantastische stad. En die rotte appel van vanmiddag, nou... die had kennelijk de spullen harder nodig dan wij.
0 Comments
Leave a Reply. |
AuteurNa een burn-out was het tijd voor verandering. Mijn baan was stop gezet, ik beperkte mijn bezittingen tot een aantal gevulde kartonnen dozen en kocht een enkeltje naar de Dominicaanse Republiek. Wat een reis van 4 maanden moest zijn, is nu al 2,5 jaar en `going`.....
Foto door: Vanessa Marques Barreto
Archives
November 2017
|