Pablo zet ons af bij de grensovergang. Zoals we van hem gewend zijn, groet hij iedereen met een omhelzing en een kort praatje. Hij lijkt heel Argentinië te kennen. Wij maken intussen onze paspoorten in orde bij de douane en nemen daarna afscheid van onze bijzondere vriend. “Vanaf zaterdag ben ik in mijn huis in Buenos Aires. Ik zal daar op jullie wachten met mijn vrouw, kinderen en kleinkinderen.” We beloven hem op te zoeken en met een lach en een traan nemen we afscheid. Er komen een aantal vrachtwagenchauffeurs binnen. Met een kleine grap knoop ik een praatje met ze aan. Helaas gaan ze de andere kant op, dus zoeken we verder. Grant wijst me op een drietal vrachtwagens die vanaf de Argentijnse kant binnen komen gereden. Deze gaan in ieder geval richting het noorden. De chauffeurs stappen uit en lopen richting het kantoor om hun papierwerk in orde te maken. Wanneer ze in de rij staan te wachten, spreek ik ze aan. “Sorry dat ik jullie stoor, maar is er misschien iemand die ons mee kan nemen naar het noorden?” De chauffeurs kijken elkaar wat lacherig aan. Dan draait de middelste zich naar me toe. “Ja is wel goed moppie. Pak jullie tassen maar en wacht daar op mij.” Hij wijst naar een parkeervak voorbij de douane van Argentinië.
Sergio, de vrachtwagenchauffeur, was onze nieuwe (b)engel. Hij was onderweg naar Trelew (50 kilometer ten zuiden van onze eindbestemming Puerto Madryn) en na wat koekjes en goede grappen wilde hij ons daar wel mee naar toenemen. Sergio was alles wat je van een stereotype vrachtwagenchauffeur zou verwachten. Gezet, hier een daar een vervaagde tatoeage, wist ons alles te vertellen over die )&%$$% van een politici in Argentinië en nog meer over zijn &/&%$%& van een baas. Wanneer hij, binnen twee uur, sigaret nummer 20 opsteekt passeren we een ander koppel dat staat te liften. “Kijk nog meer van die gekken als jullie.” en hij buldert het uit van het lachen. “Ik snap niet dat jullie dit vakantie noemen. Beetje kleumen langs de kant van de weg. Als ik mijn poen bij elkaar heb gespaard boek ik een ticket voor mij en mijn vrouwtje naar het strand. Ga ik met mijn gat in het zand zitten, in mijn ene hand een pilsie, in de andere een sigaret, klaar. Dat vernikkelen wat jullie doen, ik snap er niks van. Ga dan een paar maanden korter weg. Maar goed, ieder zijn smaak.” en na een laatste haal aan zijn sigaret gooit hij deze uit zijn raam en rolt vervolgens de volgende. Met zijn knieën houdt hij vakkundig de vrachtwagen op de weg. Vol verbazing kijk ik hem aan. Sergio ziet het en buldert het nogmaals uit van het lachen. “Wijffie geen zorgen, ik rij dit ding al sinds mijn 16e. Ik rol mijn sigaretje, ik maak koffie, smeer mijn broodje, ik doe alles in dit ding. We benne hier niet in Europa waar we elke 2 uur een schoonheidsslaapje kunnen houden. Iedereen wil hier alles vers en goedkoop. Binnen 2 dagen een vracht af moeten leveren op een plek 2000 kilometer verderop is er niks bij. Dan wordt je wel creatief achter het stuur.” en met een flinke pats op zijn schoot buldert hij het weer uit en steekt sigaret nummer 21 op. Na een lange rit van 9 uur komen we iets na 21en aan in Rio Gallegos. Sergio parkeert de vrachtwagen bij een tankstation. “Ik ga hier pitten voor de nacht. Als ik morgen wakker wordt en jullie zitten klaar, neem ik jullie mee, anders moet je op zoek naar een andere gek om jullie mee te nemen.” Dankbaar schudden we Sergio de hand en gaan in de donkere straten op zoek naar een hostel. We vinden er èèn. De deur staat open en een langere donkere trap leidt langs de afgebladerde muren naar boven. Alle deuren zijn gesloten en er is geen receptie. “Hallo, is daar iemand?’ roept Grant. De deur aan het eind van de gang gaat op een kier en een jonge knul van rond de 20 steekt zijn hoofd om de deur. Zijn oogleden staan op half zeven. “Ja, wat moeten jullie?” vraagt hij. (Na de meest bizarre situaties in hostels, zijn we niet meer verbaasd om deze onvriendelijke begroeting) “We zoeken een bed voor de nacht. Werk je hier?”, vraag ik. Met een zucht loopt de jongen de kamer uit en doet de deur achter zich dicht. “Loop maar mee.”, mompelt hij terwijl hij de trap afloopt. Onderaan de trap noemt hij de prijs en ik geef hem het geld. “Ok, wacht hier op me. Ik zal de administratie in orde maken en de kamer.” De jongen loopt de hoek om, naar de achterplaats, waar we hem zijn rits los horen maken. Met een grote zucht leegt hij tegen de muur van het hostel zijn blaas. “Staat hij nou te pissen?” zegt Grant vol verbazing en samen barsten we in lachen uit. We wachten, en wachten, maar de jongen komt niet terug. Het hoertje dat in de kamer aan de straatkant bivakkeert doet haar raam open. “Is er nog steeds niemand om jullie te helpen?” roept ze behulpzaam naar beneden. “Jawel, maar hij komt niet terug.”, roep ik terug omhoog. “Loop maar effe achterom, daar woont de huisbaas. Gewoon aanbellen hoor. Hij helpt jullie wel verder.” Dankbaar steek ik mijn hand op en het hoertje doet haar raam dicht en gaat terug naar haar klant. Ietswat onzeker bellen we aan bij de huisbaas. Een boom van een vent doet open. We vertellen hem het verhaal en hoe meer we vertellen, hoe kwaaier zijn gezicht staat. Zijn vrouw verschijnt in haar bloemetjesschort vanuit de keuken, “Jorge, wat is er aan de hand?” vraagt ze terwijl ze haar handen droogt met een theedoek. “Ach, elke keer weer gezeik met die klootzak! Hij doet nu alsof hij voor ons werkt!” schreeuwt de huisbaas. “Zet jullie tassen maar hier neer. Dan gaan we even een appeltje schillen met die lapzwans.”, en nog wat verbaasd over wat er allemaal gaande is, lopen we als twee makke lammetjes achter hem aan. “Dit is de deur, niet waar?”, vraagt hij. Voordat we goed en wel `ja` hebben geknikt, slaat de man zo hard op de deur, dat het me verbaast dat zijn vuist er niet dwars doorheen gaat. Een meisje van rond de 20 doet open en achter haar verschijnen de nieuwsgierige koppies van nog een ander meisje en een jongen van dezelfde leeftijd. “Waar is die vriend van jullie?”, schreeuwt de huisbaas. Het meisje, overduidelijk bewust van het feit dat ze in de problemen is, schiet rood aan, maar trekt al snel haar gezicht weer in de plooi. “Welke vriend?”, vraagt ze met een straal gezicht. “Die eikel van een vriend die deze kamer van me huurt natuurlijk. Denk je dat ik gek ben?”, schreeuwt de huisbaas terug. “Heb hem al in geen dagen gezien.”, zegt het meisje terug. “Dan hebben jullie hier ook niks te zoeken!”, schreeuwt de huisbaas en met een strakke vinger wijst hij naar de 3 pubers. “Ik doe hier straks de deur dicht. Dan hebben jullie 5 minuten om samen met die luldebehanger naar buiten te komen. Anders bel ik de politie om ze uit te nodigen voor een gezellig avondje film kijken op de bank.” Met zijn vinger wijst hij nu naar de bewakingscamera`s die door de hele gang hangen. Het meisje kijkt verschrikt. De joekels van camera`s die door het hele gebouw hangen, waren haar overduidelijk aan het oog ontglipt. De huisbaas smijt de deur dicht. “5 minuten, horen jullie mij?! 5 minuten en geen seconde meer!!” We draaien ons om en achter ons gaat de deur open. Als een konijn uit de hoed, verschijnt de jongen uit hetzelfde kamertje (van nog geen 4 m2), waarvan we zojuist de deur dicht hebben gedaan. “Baas wat is er allemaal aan de hand?”, vraagt de jongen met een grote onschuld over zijn gezicht. De baas grijpt zijn kraag en duwt de jongen tegen de muur. “Jij weet dondersgoed wat hier aan de hand is mannetje. Geef me dat geld.” De jongen mompelt nog wat excuses, maar wanneer de huisbaas zijn kraag wat strakker aantrekt grijpt de jongen naar zijn broekzak en haalt de pesos eruit die ik zo`n 15 minuten daarvoor aan hem had gegeven. “Dit is de laatste keer mannetje. Als je voor volgend weekend niet de huurachterstand hebt betaald, vlieg je eruit!” Met een kalm knikje gebaart hij dat we met hem mee moeten komen. Rustig, niet wetend waar we kijken moeten door alle commotie, lopen we achter hem aan om onze tassen op te halen. Het is nog donker als de wekker alweer af gaat. We hebben nog geen 5 uur slaap gehad, maar gelukkig wel een heerlijk tweepersoonsbed en onze eigen badkamer. “Als zoethoudertje.”, had de huisbaas gezegd. We pakken onze rugzakken en lopen terug naar het tankstation. Sergio`s gordijnen zijn nog dicht. We kopen wat ontbijt voor hem en onszelf. Als we terug komen gaan zijn gordijnen langzaam open en een nog slaperige Sergio wrijft de slaap uit zijn ogen. Hij wenkt ons om te komen. Terwijl we de cabine in klimmen zet Sergio een joekel van een gasbrander tussen mijn benen en zet een ketel met water aan de kook. “Lekker geslapen?”, vraagt hij. We lachen allebei en vertellen hem het verhaal. “Ach als het om poen gaat, benne het allemaal een stel kraaierige, klootzakken hiero.` Grant en ik kijken elkaar aan en geven elkaar een knipoog. Gelukkig weten wij beter, maar met deze koning van het asfalt, zullen we daar maar niet over in discussie gaan.
2 Comments
Joop en Lenie
5/16/2016 11:15:45 am
weer een geweldig verhaal in 2 delen , hebben er weer van genoten
Reply
sandra lampie
5/16/2016 12:37:50 pm
net begonnen met volgen, wat kun je heerlijk schrijven Sanne!! wat een verhaal, wat maak je veel mee! geniet!
Reply
Leave a Reply. |
AuteurNa een burn-out was het tijd voor verandering. Mijn baan was stop gezet, ik beperkte mijn bezittingen tot een aantal gevulde kartonnen dozen en kocht een enkeltje naar de Dominicaanse Republiek. Wat een reis van 4 maanden moest zijn, is nu al 2,5 jaar en `going`.....
Foto door: Vanessa Marques Barreto
Archives
November 2017
|