“Hola Sanne, Grant! Como estas? How are you guys doing?” Met een flinke omhelzing val ik Pamela, mijn achternicht, in de armen. Voordat we richting het adembenemende Patagonië vertrokken hadden we ze al opgezocht in Buenos Aires. Twee generaties geleden had de broer van mijn grootvader na de oorlog zijn koffers gepakt. Net als vele anderen, lonkte voor hem het beloofde land. Nieuwe kansen, ontsnappen aan de werkloosheid, een nieuw avontuur na alle nare herinneringen van de oorlog. Een diep respect komt in me naar boven, wanneer ik aan deze mensen denk. “Zijn we nu nog wel echte reizigers?”, vraag ik mezelf af. Vroeger had je geen eindeloos dikke reisgidsen, reisforums. Kon je niet even snel `googlen` hoe het eruit zag, hoe je jezelf het beste kon voorbereiden, wat je nodig had. Vroeger kocht je een ticket, nam je geld mee en stopte wat kleren in je koffer. Nog een laatste omhelzing voor je de loopplank opstapt en daar ga je, voor goed. Je familie zal je waarschijnlijk nooit meer zien, al hoop je van wel natuurlijk. Je belooft ze te schrijven als je aankomt, maar het zal weken duren voordat ze je brieven ontvangen en dan weer weken voordat je iets terug hoort. Wat een genot zal het zijn geweest om af en toe even te bellen met het thuisfront. Nadat je al weken hebt doorgebracht in een vreemd land, met een vreemde taal en niemand die je kent. Weer even een vertrouwde stem horen, weer even Nederlands spreken. Nu hadden we de familie in Argentinie weer `terruggevonden`. Het contact was al jaren wat verwaterd, nu waren de familiebanden weer omgebonden. Met een grote glimlach sla ik mijn arm om Pamela heen. Het is zo ontzettend fijn om weer een beetje thuis te zijn. De tekkels `Pancho` (Spaans voor hotdog) en `Coca` (Coca Cola) verwelkomen ons met een luid geblaf. Pancho rent snel naar zijn mandje om zijn tennisbal te halen en brengt deze vervolgens triomfantelijk terug. Hij maakt duidelijk dat het de bedoeling is dat we deze weggooien, zodat hij het ritueel vervolgens de hele avond kan herhalen. Tulio, een boom van een kerel en de vriend van Pamela, komt uit de keuken gestapt. Hij heeft een mooi bloemetjes schort voorgebonden en is overduidelijk een feestmaal aan het voorbereiden. “Als we aan tafel schuiven vertellen jullie maar alles over jullie avonturen. Ik ga nu eerst koken.” En na een omhelsing en een groet stapt hij terug de keuken in.
We heffen het glas en Tulio en Pamela vragen honderuit over onze reis. “De potjes vaseline waren niet nodig Tulio!”, zegt Grant met een knipoog, verwijzend naar Tulio`s bezorgheid over ons plan om te gaan liften toen we de laatste keer vertrokken vanuit Buenos Aires. “Over je vriendin hoef je, je geen zorgen te maken.”, had hij tegen Grant gezegd; “Maar pas op voor die vrachtwagenchauffeurs jongen, dat is vaak mannen onder elkaar.” Hij gaf hem nog een flinke klap op zijn schouder om zijn advies extra kracht bij te zetten. Alles was goed gegaan. We hadden er een fantastische trip opzitten en nu waren we weer terug. Een soort van thuis. Het voelt zo fijn om weer met bekenden te zijn. Een gek vertrouwd gevoel dat er al zo lange tijd niet meer was. Het weekend vloog voorbij. Zaterdag naar de dierentuin, zaterdagavond pizza eten bij Martin, mijn achterneef met als toetje zelfgemaakte tompoezen. Zondag iedereen bij elkaar voor tortelini`s. Het was zo heerlijk en zo gek om met mensen die we slechts een ruime maand daarvoor 1 weekend hadden gezien, zo`n sterke band te voelen. Dit was anders, dit was familie. Voor ik het wist was het alweer tijd om afscheid te nemen. Met een vreemd gevoel, kruip ik die avond op de bank van het hostel. We waren op de bovenste vloer gezet en een grote groep zorgde voor een rare sfeer. Ik besloot maar even in mijn eigen wereldje te kruipen en een film op te zetten. Een nacht van luide kamergenoten was het gevolg. Lichten die werden aangezet om 1 uur en 3 uur in de nacht. Vervolgens om 8 uur `s morgens alweer worden gewekt door met luid krakende plastic tassen alles in te pakken. Boos draai ik me om op mijn matras. Het is nu de zoveelste nacht van weinig slaap en ik ben het zat. We vragen de recepsionist of we terug mogen naar de onderste verdieping, waar we voor het weekend met veel plezier waren verbleven. Wanneer ik terug loop naar de kamer en voor de 100.000 keer (athans zo voelt het) mijn kleren in mijn tas prop, breek ik. “Liefje wat is er aan de hand?”, vraagt Grant terwijl hij naar me toe loopt en zijn armen om me heen slaapt. “Ik ben gewoon kapot, ik ben zo moe! En tegelijkertijd zo boos op mezelf. Mensen hier leven gewoon op straat, vechten om hun prakje bij elkaar te rapen en ik sta nu te janken om een tas die ik moet inpakken. Wat een ondankbare trut ben ik toch!” en ik geef een trap tegen mijn rugzak. “He, schatje, kom op, niet zo boos zijn op jezelf. Daar wordt niemand beter van. Het is heel normaal dat je even een baaldag hebt, daar heeft iedereen wel eens last van. Kom we gaan lekker even een dagje bankhangen vandaag.” Nog wat snikkend hobbel ik achter hem aan naar de lift en een kleine 15 minuten later ploffen we samen op de bank. De hele dag ben ik met mezelf in strijd. Dan weer boos op mezelf, dan weer heel verdrietig, dan weer blij. Telkens wanneer er nieuwe mensen de woonkamer binnen lopen schiet ik in de stress. Ik wil niet weer antwoorden waar ik ben geweest, hoe lang ik al op reis ben, wat mijn mooiste plek was, etc. Ik wil gewoon even helemaal met niemand praten! Ik besluit maar vroeg een eind aan te maken aan de dag. Al vroeg kruip ik mijn bed in. “Morgen voel je, je vast een stuk beter.”, fluistert Grant in mijn oor en sluipt daarna naar zijn eigen bed. Godzijdank zijn we alleen in de slaapzaal. Ik lig bij het raam en schuif het een stukje open. Frisse lucht blaast in mijn neus. Het is zo heerlijk om met frisse lucht te slapen! De volgende ochtend voel ik me al een stuk beter. De goede nachtrust heeft me goed gedaan. “Je ziet er een stuk beter uit.” , zegt Grant. “Kom, we moeten opschieten, want de boot naar Uruguay vertrekt al snel.” Snel pakken we onze spullen en gaan met een taxi richting de haven. Er zit een andere groepje backpackers in de hal. “Hey chicos! Alles goed?”, vraag ik ze. “Gaan jullie ook naar Uruguay?”, ze knikken. “Hoe lang ben jij al op reis?”, vraagt het meisje. “Al bijna 17 maanden.” Met grote ogen kijken ze elkaar aan. “Jeetje, ben je dan niet moe? Wil je dan niet snel naar huis?”. Vragen ze. Ik grinnik, “Ja die gevoelens beginnen nu af en toe wel op te spelen ja.” De bel klinkt, we mogen de boot op. Nieuwe vlinders vladderen weer door mijn buik. Ongelooflijk veel zin heb ik om weer naar een nieuw land te gaan, nieuwe verhalen, nieuwe avonturen. We zwaaien Argentinie vaarwel. “Ach denk ik, die baaldagen neem ik dan maar voor lief. Met af en toe een dagje netflix hou ik het nog best even vol.” Met mijn vingers blader ik door mijn paspoort. De eerste 10 bladzijden zijn nu vol met stempels. De rest is nog leeg...... ruimte zat om op te vullen.
0 Comments
Leave a Reply. |
AuteurNa een burn-out was het tijd voor verandering. Mijn baan was stop gezet, ik beperkte mijn bezittingen tot een aantal gevulde kartonnen dozen en kocht een enkeltje naar de Dominicaanse Republiek. Wat een reis van 4 maanden moest zijn, is nu al 2,5 jaar en `going`.....
Foto door: Vanessa Marques Barreto
Archives
November 2017
|