`Zullen we Warren meenemen naar El Cocuy?’ vraag ik aan Grant. (Warren is 1 van de vrienden die we op de trip hebben leren kennen en hij verblijft in hetzelfde hostel als ons).`Ja natuurlijk, gezellig`. En zo gezegd zo gedaan. Twee dagen later vertrekken we met de nachtbus naar El Cocuy. Of nouja... direct El Cocuy is niet bepaald het geval. Het kostte ons aan het eind, een nachtbus naar Bucaramanga, een volle dag in de bus naar Capitanejo, en nog een bus naar nog een ander klein dorpje. We stappen de bus uit, nog nagenietend van de belachelijk prachtige uitzichten waar we de afgelopen dagen van hebben genoten. De buschauffeur wijst naar een cafe op het plein. We lopen er naar toe, en een vriendelijke, oude man komt naar buiten gelopen. `We zijn onderweg naar El Cocuy, kunt u ons verder helpen?’, vraag ik. `Jazeker, je kan de bus nemen, deze komt over 4 uur, of ik kan een vriend van me vragen jullie te brengen.` Dat laatste klonk ons veel aantrekkelijker in de oren. We wachten voor het cafe in het zonnetje op onze lift. De oude man loopt snel naar achteren en komt terug met een oude krant. `Excuus, maar zou u me kunnen helpen met nummer 13, horizontaal, 4 letters. Ik zit al dagen te peinzen, maar kom er niet mee verder.` Ik kijk naar de krant en grinnik; `Engels woord voor reis’ , zie ik staan. Ik neem de pen uit zijn hand en schrijf in de open blokken T.R.I.P. `Ah geweldig! Ontzettend bedankt mijn kind, nu kan ik eindelijk verder.` Ik kijk naar Grant en Warren, die druk grinniken. Heerlijk het onbezorgde dorpsleven van Colombia.
Tot onze grote verbazing kwam binnen enkele minuten al een grote jeep de hoek om rijden. `Ah, daar is jullie transport`, zegt de man. We gooien onze bagage in de achterbak en klimmen in de jeep. `Jullie hebben geluk`, zegt onze chauffeur, `er zijn op dit moment erg veel toeristen in El Cocuy, dus jullie hebben veel aanspraak.` `Hoeveel zijn er dan?’, vraag ik, niet wetend of ik wel blij moet zijn met dit nieuws. `Ow zo rond de 7, geloof ik`, antwoordt de chauffeur. (weer hoor ik gegrinnik vanuit de achterbank) `Wow, 7, ik had gedacht dat het er minder zouden zijn na de schietpartij (enkele dagen ervoor waren 12 politieagenten dood geschoten in het park) ?` zeg ik met de groots mogelijke verbazing in mijn stem. `Ow maar dat was heel diep in het park, vlakbij de grens met Venezuela.` `Hoe ver weg precies?’, vraag ik voor mijn eigen geruststelling. `Ow zo`n vier dagen te paard, vanuit de verste berghut.` Ik glimlach, dat is inderdaad erg ver. `Hier is El Cocuy, de dure hotels zijn hier, en om de hoek zijn goedkopere.` Om de hoek dan maar. We zien een houten uithangbord `Hotel` en gaan naar binnen. Via een smalle, donkere gang, komen we in een overdekte binnenplaats. Het ziet vol met dorpelingen, welke bijna allemaal tegelijk opkijken van hun bord met warme soep als we binnen komen lopen. Ze zijn klein, hebben een berghoed op en dragen schapenwollen ponchos. Allemaal zijn ze Gerard-Joling-zonnebank-bruin en hebben diep, rode konen. Ik voel me Gandalf in een herberg vol hobbits. Een jonge, mollige dame, ongeveer 2 koppen kleiner dan mij, komt ons afgelopen `Kan ik jullie helpen?`. `Ja graag. Heeft u plaats voor 3 personen? En wat zijn de kosten per kamer?’ vraag ik. `Ja zeker, jullie kunnen blijven voor 12000 pesos (4 euro) p.p., we hebben een kamer vrij met uitzicht op de straat.` We kijken elkaar alledrie aan. `Vraag haar meteen hoeveel lunch kost?’ zegt Warren. Nog geen 10 minuten later hebben we onze tassen op bed gedumpt en zitten aan een kop warme soep, en een bord warm eten. De volgende ochtend staan we al vroeg op. Om 6:00 komt de melkwagen op het plein. Voor omgerekend een paar Euro kan je achterin springen en zet hij je bij de ingang van het nationale park af. We krijgen veel bekijks op het plein. De meeste dorpsbewoners zijn al wakker en wachten in traditionele bergkleding op de melkwagen. Een oude man komt nieuwsgierig op ons af. `Gaan jullie de bergen in?’, vraagt hij. Het duurt even voor ik zijn zware accent begrijp, daarnaast helpt het feit dat de man misschien nog maar 2 of 3 tanden in zijn mond heeft ook niet bepaald mee aan zijn articulatie. Hij stelt zich voor als Pedro en blijkt van goede hulp. Hij helpt ons naar de juiste melkwagen en wenst ons een goede reis. Onze rugzakken worden doorgegeven naar voren. De melkwagen zit vol met nieuwsgierige koppies. Zelf gaan we tussen twee melktonnen instaan en houden ons vast aan de zijwand van de truck. We gaan omhoog. Het is steenkoud, het ijs staat nog op de graspalmen. Elke paar honderd meter staat er een boer(in) langs de kant van de weg te wachten met een emmertje melk. Als het een grote boer is, heeft hij er misschien twee. De opzichter giet de melk in de ton en noteert in een`Barbie` schriftje de naam en de hoeveelheid melk. Des de hoger we komen, des te meer kinderen er langs de kant van de weg staan te wachten. De meeste zijn te paard naar de weg gekomen, omdat de boerderij te ver weg is. Net als de school, daarom is meehelpen op het bedrijf de enige optie. Na 2,5 uur komen we aan bij de ingang van het park. De parkwachter begroet ons vriendelijk en vraagt naar onze papieren. We geven onze paspoorten, maar deze blijken niet voldoende. We hadden ons moeten registreren bij het kantoor beneden. Waren ze ons ‘even` vergeten te vertellen, toen we een kamer in een berghut reserveerden. We proberen te onderhandelen, maar de opzichter houdt voet bij stuk. De melkman oppert om ons weer mee te nemen naar beneden, zodat we de papieren in orde kunnen maken en het dan morgen weer te proberen. De volgende ochtend hebben we meer geluk. In het dorp zijn we vriendelijk onthaald bij terugkomst. Daarnaast bleek een extra dagje acclimatiseren voor de hoogte, ook zo slecht nog niet (het dorp El Cocuy ligt op zo`n 2800 m. onze berghut ligt op 3800 m.). We passeren de ingang van het park en als we om de hoek kunnen kijken, kunnen we onze ogen niet geloven. Het is een enorme vallei, omringd door besneeuwde bergtoppen. In het midden stroomt een beek en het veld is gevuld met kleurrijke bloemen. De jongens hebben flink de pas erin en ik hobbel er zo goed en wel als het gaat achteraan. Warren en Grant dragen veel meer van onze provicie dan ik, en nog heb ik moeite met het gewicht van mijn rugzak. De wandeling is prachtig en letterlijk en figuurlijk adembenemend. Na ongeveer 3 uur komen we aan bij de berghut. Ik gooi mijn spullen op de grond, trek mijn slaapzak uit mijn rugzak en val op bed in een diepe slaap. `Sanne.... sanne.... wakker worden, eten is klaar.` Langzaam wordt mijn slaapzak naar beneden getrokken en verschijnt het lachende gezicht van Grant. De jongens hebben een warme pan met rijst gemaakt. Een welkome lunch met deze temperatuur. We maken prachtige wandelingen en genieten met volle teugen van het nationale park. Er groeien geen bomen meer, maar het is wonderbaarlijke hoeveel planten er nog overleven in deze extreme omstandigheden. Zodra we de bergen ingaan, stopt de plantengroei en is er niets behalve rots en sneeuw op de toppen van de berg. Het water uit de lagunes en de beken is zo schoon dat we het probleemloos kunnen drinken. Volgens de lokale bevolking is het water nergens ter wereld zo gezond als in de bergen van El Cocuy. We raken langzaam gewend aan de hoogte en besluiten naar een berghut aan de andere kant van het park te gaan. Deze ligt op 4200 m. hoogte en vanuit hier kunnen we de berg Sierra Nevada beklimmen. De hoogste in het park, 5330 m. Het is nog donker als we vertrekken, pikkedonker. Helaas is het bewolkt, waardoor we de waanzinnige sterrenpracht niet kunnen zien. Het valt me op dat er geen vogels zingen, ondanks het feit dat de zonsopgang er snel aankomt. Het is te hoog. Het is doodstil, ik hoor alleen het doffe geluid van onze voetstappen en onze zware ademhaling. We hebben flink de pas erin, en hoewel ik mezelf als een goede wandelaar beschouw, kost alles me hier meer energie. Met mijn zaklantaarn volg de ik blauwe sweater van Warren, die voor me loopt. Het kost ons uiteindelijk een flinke 2 uur lopen en een lift van lokale herbergier om op de nieuwe locatie aan te komen. We worden begroet door een lieve familie en als we een kamer hebben gekregen, kruipen we onder een likke laag wollen dekens voor een schoonheidsslaapje. We komen terug van een korte wandeling. Bobby (een Jack Russel mix die zich halverwege bij ons aansloot), de mannen en ik schieten de eetzaal in. Het is een grote eetzaal, wat me nog het meest doet denken aan Wicky de Viking. Grote, lange houten tafels, vergezeld door lange houten banken, bedekt met kleden van schapenvacht. Twee Franse jongens hebben hun tent aan het eind van de zaal opgezet. `Stuk warmer, zo uit wind.` Warren haalt wat hout van onder het afdak en bouwt een vuur in de vuurton. Bobby rolt zich op onder een stoel op een schapenvacht en wij schuiven de stoelen en banken zo dicht mogelijk tegen de ton. We zetten grote pannen water op de ton, zodat we ons kunnen wassen met warm water, i.p.v. het ijskoude bergwater dat uit de douche komt. Ik ga als laatste. Ik til de pan in de douche, doe de deur dicht en prop mijn ski-jack onder de kier in de hoop dat ik de douchecabine een beetje kan opwarmen met de hete damp die uit de pan komt. Rillend trek ik zo snel mogelijk mijn kleren uit en stap met blote voeten op de ijskoude tegels. Het is -7 graden Celcius. Snel gooi ik een kommetje heet water over mijn schouder. `Ah wat fijn! O mij god wat is dit fijn!` Snel gooi ik er nog een over me heen, en nog een. Ik zeep me zo snel mogelijk in en geniet daarna van elke kom warm water die ik over me heen gooi. Met opgewarmde botten schiet de keuken in, het is mijn beurt om te koken. Een kleine drie kwartier later schep ik trots het eten in kommen en maak twee extra kommen voor onze Franse vrienden. Iets wat enorm werd gewadeerd, nadat hun magen de afgelopen dagen enkel blikvoer hadden binnen gekregen. Als dank delen ze een fles likeur rond, waarvan ik een scheut in mijn thee doe. Dat warmt lekker op zo. We delen reisverhalen uit, terwijl het vuur voor ons knettert. Een van de Franse jongens, Jacque, rolt een joint en ook deze wordt rondgedeeld. Ik en Grant zeggen wijzelijk `nee`, bewust van de hoogte en het gevaar dat drugs en alcohol hier kunnen hebben. De avond vordert en met moeite kunnen we onze ogen nog open houden. Warren en Grant gaan naar bed en ik besluit nog een kop thee te drinken. Ik klets nog na met de Franse jongens, terwijl plotseling Jacque zijn beker op de grond laat vallen. Hij schiet in een verstuipte houding. Zijn ogen rollen weg in zijn kassen en schokkend en hokkend valt hij uit zijn stoel. Ik schiet omhoog en vang hem op. Op het nippertje weet ik zo nog net te voorkomen dat hij met zijn hoofd in de vuurton valt. Zijn vriend zit geschokt op zijn stoel en slaat het ritueel gade. `Help me alsjeblieft, ik hou hem niet!`, schreeuw ik terwijl ik wanhopig probeer het schokkende lichaam bij de vuurton weg te houden. De vriend staat op. `Hou zijn hoofd vast`, zeg ik tegen hem. Ik pak een ski-jack van een stoel en gooi het over de stoel leuning om te voorkomen dat hij met zijn hoofd direct op de houten leuning slaat. Ik grijp zijn armen die wild in de lucht slaan en hou ze naar beneden. `Wat gebeurt er? Wat is er mis met hem?`, vraagt zijn vriend wanhopig aan mij. `Ik ben geen doctor, maar het lijkt op een epileptische aanval. Laten we rustig blijven, hij komt er vanzelf weer uit.` Op het moment dat ik dat zeg, zie het gezicht van Jacque wit weg trekken, zijn lippen veranderen in een blauwe schaduw en zijn pols zakt weg. Zijn mond zakt open en een stroom bloed komt uit zijn mond. `Dit is niet goed. Hou hem vast. Ik ga hulp halen.` zeg ik tegen zijn vriend, die me nog beduusd nastaart, wanneer ik de eetzaal uit ren. Door het donker ren ik het erf over en stomp met mijn vuist net zo lang op de deur van de boerderij tot de boerin verbaasd open doet. `Snel, bel een ambulance! Het is een noodgeval. Een van de Franse jongens heeft geen polsslag meer en verliest veel bloed uit zijn mond.` De boerin begint me met allerlei vragen te bestoken en ik verlies al snel mijn geduld. Ik stap haar voorbij, de boerderij in en schreeuw naar haar kinderen om hulp. Deze komen gelukkig snel tot actie, pakken hun mobiel en beginnen te bellen. De boer en de boerin volgen me mee terug naar de eetzaal, gevolgd door haar zoon en dochter die druk met hun mobieltjes iemand proberen te pakken te krijgen. Als we terugkomen in de eetzaal, slaan de boer en de boerin hun hand voor hun mond van schrik. De boer barst in tranen uit. Jacque ziet lijkbleek. Zijn lippen zijn blauw, behalve zijn onderlip, deze is bedekt met bloed, dat over zijn kin stroomt en een grote rode vlek op zijn trui heeft achtergelaten. Zijn vriend zit gehurkt naast hem en huilt; `Ik krijg hem niet bij zinnen Sanne!`. Ik ga naast hem zitten en pak de pols van Jacque vast; `Hij heeft nog een hartslag.’ Ik voel met mijn hand onder zijn neus en zijn mond, en voel heel zachtjes lucht stromen, `Hij ademt! Hij ademt nog.` `Perdon, hermosa`, zegt de boerendochter, `ik heb een jeep kunnen vinden die hem naar het ziekenhuis kan brengen, maar het duurt nog minstens een uur voor ze hier zijn.` `Als dat de enige mogelijkheid is, dan graag.` en ik bedank haar voor haar hulp en vertaal de mededeling naar de vriend in het Engels. Jacque begint ondertussen met zijn ogen te knipperen. Zijn vriend begint direct tegen hem te praten: `Jacque, Jacque, hoor je me?` `Praat maar rustig met hem, ik pak wel even wat water, zodat we hem een beetje aantoonbaar kunnen maken. Als ik terug kom met een pan water, ga ik voor Jacque zitten. Jacque kijkt me wazig aan. `Bonsoir Jacque. Ik ben Sanne, je kent me waarschijnlijk niet meer. Dat geeft niet. Je was even weg. Maar we zijn allemaal heel blij dat je er weer bent. Je vriend gaat je nu even wassen, want je bent een beetje vies geworden.` Jacque glimlacht wat verward; `Ah bien, merci`. Ik geef een doek en het water aan zijn vriend. `Ik zal wel even een brief schrijven in het Spaans voor de dokter, dan weet hij wat er gebeurd is. Ik schrijf mijn nummer erbij, als er vragen zijn, kan je me altijd bellen.` Wanneer Jacque gewassen is en de brief geschreven, zijn Grant en Warren, ontwaakt door alle tumult, inmiddels ook in de eetzaal gearriveerd. Ze helpen de vriend met de tent en rugzakken inpakken. Jacque is inmiddels iets helderder van geest. `Hey Jacque, ik ben Sanne. Hoe voel je, je?` vraag ik hem. `Ik voel me heel licht in mijn hoofd... maar wie ben je precies?’ antwoord hij. `Je bent hier aan het kamperen met een vriend en ik kampeer hier ook, zo ken je. Je bent even weggezakt, maar nu ben je er weer. Voor de zekerheid komt er straks een jeep om je naar het ziekenhuis te brengen. Dan gaan ze kijken wat er is gebeurd. Je vriend gaat met je mee.` Jacque knikt instemmend. De jeep is gearriveerd en we zwaaien ze uit. `Bedankt voor alles!’ zegt zijn vriend. `Graag gedaan! En laat even weten hoe het is afgelopen in het ziekenhuis.` Die nacht kan ik nauwelijks slapen. Allerlei beelden stromen door mijn hoofd. `Grant, is het wel slim om morgen de top te beklimmen? Wat als 1 van ons iets overkomt? We kunnen niets beginnen, er is daar geen telefoonbereik niks...’ ‘ Rustig nu maar, soms is het ook gewoon pech. Laat je angst nu niet je avonturen beletten.` Hij heeft ook gelijk, en de volgende ochtend vertrekken we al vroeg voor onze klim naar 5330 meter hoogte. De klim is ongelooflijk steil en letterlijk en figuurlijk, adembenemend. Om de 200 m trakteer ik mezelf op een pauze om op adem te komen. Het is loodzwaar, maar ik geef niet op. Al doe ik er 10 uur over, ik moet en zal die top bereiken. Het is mistig, en daardoor niet te zien hoever te top nog is. We lopen van paaltje naar paaltje. En daar is het dan.... eindelijk.... de sneeuw. Het kan nu niet meer ver zijn. Nog een laatste richel die maar niet lijkt te eindigen en dan... `Het is is hier!’, schreeuwt Warren vanuit de mist. ‘Je bent er bijna!’. En met mijn laatste stappen loop ik naar hem en Grant toe. Ik plof neer en sluit mijn ogen. `Dat heb ie moar mohj doan mien wicht`, denk ik bij mezelf. Enkele dagen later komen we aan in Bogota. Ik open mijn mail. Er is een bericht van Jacque. Alles is goed gekomen, het bleek inderdaad om een epileptische aanval te gaan. Hij had zijn tong stuk gebeten, wat de golf van bloed had veroorzaakt. De scans hadden niets verontrustents aangetoond. Het was waarschijnlijk een combinatie van hoogte, alcohol en marihuana. Gelukkig maar, toch nog een eind goed al goed.
0 Comments
Leave a Reply. |
AuteurNa een burn-out was het tijd voor verandering. Mijn baan was stop gezet, ik beperkte mijn bezittingen tot een aantal gevulde kartonnen dozen en kocht een enkeltje naar de Dominicaanse Republiek. Wat een reis van 4 maanden moest zijn, is nu al 2,5 jaar en `going`.....
Foto door: Vanessa Marques Barreto
Archives
November 2017
|