Het is 9 uur in de ochtend en El Bolson ontwaakt. We stappen met onze rugzakken het hostel uit, draaien ons een laatste keer om, zodat we iedereen nog een laatste keer kunnen uitzwaaien en stappen dan echt weg. Het is steenkoud. De dauw is bevroren en heeft een zilveren gloed achtergelaten op het gras in het park. Het is zo`n 2 kilometer lopen naar het begin van de snelweg. We stappen flink door om warm te worden. Hoe meer we hijgen, hoe meer rook er uit onze monden verschijnt. We lachen erom. “Ik heb de hele tijd het gevoel alsof het bijna kerst is. Het weer, de korte dagen, de houten gebouwen.” zeg ik lacherig tegen Grant. “Voor mij is het juist andersom, des te warmer, des te `kerstiger`.” We grinniken allebei. We passeren het tankstation. Ik draai me om en alsof ik nooit anders gedaan heb, loop ik achteruit, terwijl ik mijn duim omhoog en omlaag zwaai. Er stopt een oude volkswagen, welke overduidelijk èèn van zijn laatste ritten rijdt. Het raam van de bijrijderstoel wordt omlaag gedraaid en twee jonge knullen met dikke wollen mutsen op hun hoofd lachen met hun gele tanden naar ons. “Waar gaat de reis naar toe?” vraagt de bestuurder. “Naar Esquel.” antwoord ik. Ik bekijk de jongens en laat mijn ogen langs de binnenkant van de auto glijden. De jongens praten met elkaar in een dialect dat ik nauwelijks kan verstaan. Grant komt naast me staan en zachtjes fluister ik tegen hem; “Grant, ik denk dat we hier een `ananas` hebben...”. (Wanneer we een situatie met liften niet vertrouwen, hadden we afgesproken het codewoord `ananas` te gebruiken, wat min of meer betekent: ik vertrouw dit voor geen cent, kom laten we verder zoeken). “Kom op Sanne je ziet spoken. Die jongens zien er prima uit.” Glimlacht Grant en hij buigt voorover om met ze te praten. “Kunnen we met jullie mee?” vraagt hij aan ze. “Ja dat kan, maar niet tot Esquel. We kunnen jullie afzetten in een dorp 50 km verderop. Vandaar kan je verder liften.” Ik besluit mijn spoken uit mijn hoofd te zetten en gooi mijn rugzak in de kofferbak. We ploffen samen op de achterbank en gooien de deuren met een klap dicht. “Willen jullie misschien wat Matè (een traditionale groene thee)?” vraagt èèn van de jongens. “Ja lekker!” roept Grant, en na een paar slokken geeft hij de mok aan mij. Ik betrap mezelf erop dat ik aan de matè ruik en uit voorzorg maar een klein proefslokje neem. “Misschien hebben ze er wel èèn of ander slaapmiddel in gedaan...” denk ik bij mezelf. De jongens zijn druk in gesprek met elkaar. Hun accent is zo zwaar, dat ik het nauwelijks kan verstaan. Uit alle macht probeer ik zo veel mogelijk van hun conversatie op te pikken. “Waar zullen we ze mee naar toe nemen?” hoor ik plotseling de ene knul tegen de andere zeggen. “Geen idee, wat zal een goede plek zijn?”, hoor ik de ander zeggen. De rillingen lopen over mijn rug en de doemsenarios vliegen door mijn hoofd. Gisteren had een andere automobilist ons verteld dat er 5 vrouwen vermist waren, waarschijnlijk voor vrouwenhandel. “Het zal toch niet waar zijn....” denk ik bij mezelf. Strak hou ik de route die ze rijden in de gaten. “Zodra ze ervan af wijken, gooi ik de deur open en spring ik met mijn handtas de auto uit.” Ik vertel Grant van mijn plan, maar hij lacht “Doe toch niet raar gekkie.”
We rijden een dorp in, de jongens rijden de hoofdweg af. De bestuurder kijkt via zijn achteruitkijkspiegel recht in mijn ogen. Het zweet breekt me uit. Dan stopt de auto. “Zo we zijn er!” lacht de jongen vanachter het stuur. “We zijn er?” vraag ik nog wat vertwijfeld. “Ja we bespraken onderweg, waar we jullie het beste kunnen afzetten. Wij werken 5 km buiten het dorp, daar is bijna geen verkeer. Dit is een perfect plekje voor jullie. De mensen moeten hier afremmen, voor ze weer terug de snelweg op gaan. Dan kunnen ze jullie goed zien. Jullie krijgen vast een lift vanaf hier.” Vanuit opluchting schiet ik in de lach. De schatten, overduidelijk geen cent te makken en toch 5 kilometer omgereden om ons op een goede plek af te zetten. Dankbaar geven we ze wat koekjes en een knuffel alvorens we elkaar een goede reis toewensen. We zijn nog niet goed en wel langs de kant van de weg geinstalleerd als de volgende auto stopt. Een gepensioneerde man uit Buenos Aires is hier op vakantie en kon ons wel een slinger geven naar het volgende dorp, 100 kilometer verderop. “Wow, als het zo blijft gaan, halen we het misschien wel tot de grensovergang met Chili.” Zegt Grant hoopvol. Wederom worden we keurig afgezet bij het volgende punt, waar we het hele lifter`s riedeltje herhalen. Verkeer blijkt helaas schaarser des te zuidelijker we komen. Met gemiddeld 1 auto per 10 minuten, proberen we de tijd wat te doden met `Wie ben ik?’. Wanneer Grant na het 20e spelletje eindelijk raadt dat hij de Dalai Lama is en ik erachter kom dat ik Marilyn Monroe ben, is Grant het zat. “Kom op Sanne, we wachten hier nu al 4 uur. Het is koud, het is laat, laten we in ieder geval kijken hoe laat de bus langs komt. Dan kunnen we bus nemen naar Esquel en vanuit daar verder liften naar de grens met Chili.” Na wat tegensjoegen geef ik uiteindelijk toe. We gooien onze rugzakken achterop en lopen richting het informatiepunt. Daar blijkt dat we nog 3 uur de tijd hebben, voordat de bus vertrekt. Met lood in onze schoenen, lopen we terug naar het begin van de snelweg om in de tussentijd te proberen toch nog een lift te krijgen. Al snel stopt er een auto. “Waar gaan jullie heen?” vraagt de bestuurder. “Naar Esquel.” antwoord ik. “Ok, prima, stap maar in.” zegt de man, die zich voorstelt als Franscisco. “Normaal neem ik nooit lifters mee, maar ik zat in het restaurant en zag jullie even later terug komen. Jullie keken zo bedroefd, ik kon jullie niet laten staan.” “Ah, dankjwel, erg lief van je. Waar kom je vandaan, als ik vragen mag?” “Uit Chili, ik moest voor werk naar Argentinie. Normaal zou ik vliegen, maar de luchtvaartmaatschappijen staken, dus heb ik nu een leenauto. Een hele rit zo op en neer naar Coyhaique.” “Coyhaique? Je komt uit Coyhaique? Daar zijn wij naar onderweg, maar omdat we liften, hebben we er 3 dagen vooruit getrokken om er te komen.” “Als je wilt, kan ik jullie meenemen. Het is een lange rit nog zo`n 9 uur te gaan. Kan wel wat gezelschap gebruiken.” Zegt Fransisco met een glimlach. Ik geef hem en Grant een `high five`. “Fantastisch! We hebben gewoon 4 uur op jou moeten wachten `paus Fransisco`. Wat een mazzel. Ik kijk naar buiten. Het landschap is prachtig. “Zie je nou Sanne” denk ik bij mezelf. “Alles gebeurt met een reden, soms duurt het alleen even voordat je het ziet.”
4 Comments
Cees de Groot
4/20/2016 12:31:07 pm
Ja Sanne het valt vaak mee. Maar het is helemaal niet gek om te blijven opletten. Dan valt het achteraf alleen maar nog meer mee. Veel plezier. En geen "Ananas" op jullie weg.
Reply
Lenie en Joop
4/21/2016 11:07:44 am
Weer een mooi verhaal maar blijf wel opletten hè 😍😇❤❤👄
Reply
Wim en Anneke
4/24/2016 05:55:06 am
Weer z'on mooi verhaal. jullie durven wel zeg met die in de oude VW. Weet niet of ik het zou vertrouwen als er zo iets voor ons stopt.
Reply
Leave a Reply. |
AuteurNa een burn-out was het tijd voor verandering. Mijn baan was stop gezet, ik beperkte mijn bezittingen tot een aantal gevulde kartonnen dozen en kocht een enkeltje naar de Dominicaanse Republiek. Wat een reis van 4 maanden moest zijn, is nu al 2,5 jaar en `going`.....
Foto door: Vanessa Marques Barreto
Archives
November 2017
|